Terug naar Actueel

De (on)zin van de 'war on drugs'

12 februari 2024, door Ries Ouwerkerk

Headerfoto De (on)zin van de 'war on drugs'

Moeten we stoppen met de ‘war on drugs’ en de handel vrijgeven of maximaal blijven investeren in handhaving en repressie? Het stellen van de vraag zou op dit moment wel eens belangrijker kunnen zijn dan het antwoord. Zo lijken voor- en tegenstanders van deregulering het er momenteel over eens dat het huidig drugsbeleid weinig effectief is en dat er dus het nodige moet veranderen. De vraag naar de zin van het actuele drugsbeleid zet nu aan tot reflectie op het huidig handelen.

Het vraagstuk hoe als samenleving om te gaan met drugs is actueler dan ooit. In de media buitelen voor- en tegenstanders van deregulering over elkaar heen. Zo bepleitte Femke Halsema, burgemeester van Amsterdam onlangs het idee om meerdere drugs te reguleren en onder controle van de overheid te brengen. In de reacties op haar voorstel kwam het woord ‘naïef’ het meeste voor, zelfs uit de mond van de minister van J&V. De discussie lijkt zich met name toe te spitsen op de beide uitersten van het spectrum; vóór of tégen vrijgeven!

Op een bijeenkomst van de Nederlandse afdeling van LEAP (Law Enforcement Action Partnership), een internationale organisatie van (oud)politie- en justitiemensen die zich richt tegen voortzetting van een slechts op repressie gerichte aanpak, werden de vragen die gesteld kunnen worden bij het huidig beleid goed over de bühne gebracht.

De dag werd geopend door Joop de Schepper, plaatsvervangend hoofd van de Eenheid Landelijke Opsporing. Hij gaf aan dat er met de beschikbare capaciteit keihard wordt gewerkt en er zeker de nodige successen zijn te melden. Denk bijvoorbeeld aan het kunnen ontsluiten van de gecodeerde telefoons van crimineel Nederland. Ook de inbeslaggenomen kilo’s en aanhoudingen zijn vaak indrukwekkend. Het vreemde is echter dat een goed beeld over wat hiermee uiteindelijk het effect is op de maatschappelijke schade van drugs, en hoe het kosten-baten plaatje er dus uitziet, feitelijk ontbreekt. Zo wordt ingeschat dat momenteel ongeveer 60 à 70% van de opsporingscapaciteit wordt ingezet op drugsgerelateerde criminaliteit. 

Sander Wirken, officier van justitie in Amsterdam, schreef met zijn opgedane ervaring in Guatemala, Colombia en El Salvador zijn proefschrift; Misdaad en Vrede. Volgens Sander werken de War on Drugs en het zero-tolerance beleid eerder contraproductief dan dat ze bijdragen aan een oplossing voor het drugsvraagstuk. Waar in Guatemala namelijk bij voortduring werd geroepen dat gewerkt wordt met de ‘mana dura’ oftewel gehandhaafd wordt met ‘harde hand’, richtte zich dit feitelijk enkel op de criminaliteit van de straat en was dit bedoeld om af te leiden van het échte probleem, te weten corruptie en criminaliteit van de elite. Vraag is dus waar je het accent op moet leggen bij de aanpak; de criminaliteit of op datgene wat de handel feitelijk beïnvloedt?
Als het enige effect van het leggen van het accent op de criminaliteit ziet hij dat de gevangenissen voller raken. Waar hij echter tracht te komen tot een ‘anders denken’, ervaart hij dit in zijn werkomgeving nog vaak als een taboe en eindigt menig discussie hierover met een: ‘Ja, maar het is toch verboden’. Zijn pleidooi is dan ook om het gesprek te durven voeren over het minder centraal stellen van het strafrecht, gradueel te bewegen richting regulering en meer aandacht te hebben voor ‘harm reduction’.

Bart de Koning, onderzoeksjournalist bij Follow the Money, zoomde in op de kosten van drugsbestrijding. Hij maakte duidelijk dat onbekend is wat de drugsbestrijding ons kost. Als we willen weten wat de coronapandemie ons heeft gekost, vinden we met even googelen het antwoord, maar in het geval van de drugsaanpak hebben we het in Nederland daarvoor vermoedelijk te complex gemaakt met al onze samenwerkingsverbanden. Een voorzichtige schatting komt evenwel uit tussen de drie en vier miljard euro per jaar.
Wettelijk dienen overheidsuitgaven volgens Bart overigens gekoppeld te worden aan doelstellingen (art. 3.1 Comptabiliteitswet). In het geval van drugsbestrijding is daar echter geen sprake van, hetgeen volgens de letter van de wet dus niet zou kunnen.
Het pleidooi van Bart is dan ook om de drugsbestrijding te vergelijken met hetgeen in de zorg gebeurt en daarvan te leren, vaker de vergelijking met het buitenland te maken en ‘last but not least’ toch ook aandacht te geven aan hetgeen de Comptabiliteitswet van de overheid vraagt.

Stephen Snelders, Drugshistoricus Universiteit Utrecht, nam de aanwezigen mee naar de tijd van o.a. de Hakkelaar in de jaren ’90 en, waar het betreft de handelsgeest in Nederland, zelfs naar de tijd van de VOC. Zo vertoont het patroon van de toenmalige handel over de wereld grote gelijkenis met de ‘professionele’ netwerken van de drugshandel vandaag de dag.
Ook hij moet echter aangeven dat echt harde cijfers met betrekking tot de handel in drugs ontbreken. Wellicht heeft dit ook te maken met het feit dat er pas naar de drugs wordt gekeken op het moment dat er overlast uit voortkomt en het daarmee pas als probleem wordt gezien. Waar er nu misschien 10% wordt afgevangen geven de grote drugsvangsten slechts aan dat het probleem nog groter is dan we al dachten.
Het pleidooi van Stephen is tenslotte dat, waar de Opiumwet niet het juiste mechanisme is gebleken, er nu gezocht moet worden naar nieuwe methodieken.

Yarin Eski, criminoloog en bestuurskundige aan de VU, gaat mogelijk het meest ver in zijn pleidooi om álle drugs óveral vrij te geven. Hij geeft aan dat een slimme aanpak van de problematiek nog steeds uitblijft en er vaak enkel vanuit het moraliteitsperspectief naar wordt gekeken. Drugs zelf zijn echter niet goed of slecht. Bij een te kiezen aanpak of regulering zou het accent dan ook moeten liggen op het waaróm van het drugsgebruik.

Een indrukwekkende inleiding kwam van Neil Woods, voormalig undercoveragent bij de Britse politie. Tussen 1993 en 2007 wist hij zich binnen grote criminele bendes op te werken van het uitvoerende straatniveau (‘soldier’) naar het level van leidinggevende aan de criminele acties (‘boss’).
De jaren dat hij werkte binnen de bendes met gevaar voor eigen leven en gezondheid hebben hem een belangrijk inzicht opgeleverd. Waar de politie steeds slimmer wordt in haar aanpak, worden de bendes enkel gemener en meer gewelddadig. Beoogde effecten van het politiehandelen blijven uit. De omvang van de drugsmarkt verandert niet, enkel de vorm.

Tenslotte was er Bernard ter Haar, voormalig DG bij SZW en lid van de Commissie Denkwerk, een commissie die zich bezighoudt met de vraag hoe Nederland zijn drugsprobleem onder controle kan krijgen.
Bernard geeft aan dat de commissie Denkwerk zijn bestaansgrond vindt in de huidige (in)effectiviteit van het beleid. Met een verwijzing naar het feit dat menselijk gedrag bepaald wordt door angst, begeerte of spiegelgedrag stelt de commissie voor om XTC te legaliseren. Het is minder schadelijk dan alcohol of tabak en het zal de discussie over reguleren vervolgens aanzienlijk versnellen.

Kortom, een dag die duidelijk maakte dat er veel vragen zijn te stellen bij het huidige drugsbeleid. De informatie gaf mij persoonlijk veel nieuwe inzichten en zette me zeker aan het denken. Als ‘creatieve denker’  kies ik er niet voor mij vóór of tégen regulering of vrijgeven uit te spreken. Het belangrijkste is om nu juist los te komen van ‘voor of tegen’, maar te kijken welke vraag het beste de inhoudelijke discussie voedt die uiteindelijk zal leiden tot een taboedoorbrekend ‘nieuw denken’. Bij creatieve sessies besteed ik relatief veel tijd aan het vinden van een triggerende HKW-vraag, oftewel;

HOE KUNNEN WE ………………. ?

Ik houd me van harte aanbevolen voor suggesties om te komen tot een mooie vraag aangaande het drugsbeleid met deze drie beginwoorden. Voor nu is het stellen van goede vragen en debat belangrijker dan (te) snel te kiezen voor een standpunt! 

Ries Ouwerkerk

 

tags: Drugs veiligheid reguleren repressie war on drugs LEAP
Vorig artikel

Elkaar ontmoeten!